Als er iemand is die in het leven te maken heeft gehad met zwaar verlies, dan is het wel universitair docent en auteur Christa Anbeek. Op jonge leeftijd verliest ze in korte tijd haar ouders en broer en enkele jaren geleden overlijdt plotseling haar partner Paul. Om de extreme emoties die daarbij vrijkomen een plek te geven, verdiept ze zich in diverse ‘overlevingsstrategieën’. Van het boeddhisme en de inzichten van hedendaagse denkers en schrijvers tot de theorieën van Pim van Lommel. Wat werkt en wat niet?
Eigenlijk zijn er nauwelijks theoretische inzichten die mij geholpen hebben bij mijn verlies”, zo luidt de ontnuchterende conclusie van Christa Anbeek na jaren van zoeken en overleven. ‘Gewoon’ de draad van het leven weer oppakken, bleek de beste ‘remedie’. Maar makkelijk was dat geenszins: “Die eerste maanden had ik mijn handen echt vol aan mijzelf. Ik vond het moeilijk om naar mijn werk te gaan en college te geven. Soms was het prettig om even met iets anders bezig te zijn, maar het kostte veel energie. Ik kon dat nauwelijks opbrengen. Iemand zei eens dat rouw een vorm van een ziekte is - heel intens, maar als het goed is gaat het na verloop van tijd beter. Zelf heb ik dat ook zo ervaren, geleidelijk aan werd de buitenwereld weer interessanter en belangrijker voor me. Dat heeft wel de nodige tijd gekost.”
Hulp nodig bij het omgaan met verlies? Bel met een medium van de astrolijn.
Om de cirkel van verdriet en rouw te doorbreken, moest Christa eerst proberen om weer te gaan eten en slapen. Door de schok van het plotselinge overlijden van haar vriend, lag ze hele nachten wakker en lukte het haar nauwelijks om een hap eten naar binnen te krijgen. Na een aantal weken was dat weer redelijk op orde. Buiten zijn, weer gaan hardlopen, af en toe mensen zien, haarzelf niet overvragen met van alles en nog wat, zulke dingen bleken belangrijk. Én het toelaten van verdriet. Christa: “Ik heb veel gehuild in die eerste periode. Dat was anders dan ik bij eerdere verliezen had meegemaakt, toen kon ik juist vaak niet huilen.
Maar ook andere emoties speelden een rol. In het begin was het belangrijk voor me om er bij stil te staan dat mijn vriend niet meer levend bij me was, maar dat dit niet betekende dat hij zomaar helemaal verdwenen was. Allerlei kostbaarheden die hij mij in de afgelopen negen jaar had gegeven, droeg ik bij me of in me. De manier waarop hij trots op mij was en van me hield. Mijn zelfvertrouwen dat in die jaren groeide. De liefde voor filosofie en zen die ons verbond. De humor om heel ernstige dingen. Het genieten van eten. Dat deed ik in die eerste maanden ook, toen mijn eetlust weer teruggekeerd was: juist die gerechten voor mezelf klaarmaken waar we samen van genoten hadden. Hij voelde dan vreemd dichtbij en tegelijkertijd was er een oneindige afstand. Het was alsof we een ‘gassho’ maakten naar elkaar. Dat is de zenboeddhistische buiging waarmee je respect en genegenheid naar elkaar uit. Innig verbonden en inmiddels toch allebei een eigen weg.”
Uit haar boek blijkt dat de existentiële psychotherapie Christa weinig praktische handvatten biedt. Aanhangers van deze benaderingswijze treden de eigen dood heldhaftig tegemoet, zo is de bedoeling althans. Maar Christa is meer op zoek naar verbinding en contact. Troost vindt ze bij vrouwelijke schrijfsters als Anna Enquist en Kristien Hemmerechts. Christa: “Dat zijn vrouwen die schrijven vanuit hun persoonlijke confrontaties met de tragiek en eindigheid van het leven. In tegenstelling tot de levenskunstenaars pleiten zij niet voor gematigdheid in de omgang met de wederwaardigheden van het leven. Zij geven volop ruimte aan hun emoties van woede, wanhoop, verbijstering en verdriet. Dit was voor mij een erkenning voor mijn eigen tranen en woede.” De theorie van Pim van Lommel - dat onze ziel na het fysieke overlijden doorleeft - is voor Christa niet overtuigend.
Ze ziet zijn werk als een modern sprookje, bedoeld voor diegenen die maar niet willen accepteren dat het menselijke bestaan eindig is. In haar boek schrijft ze: ‘Van Lommel doet hetzelfde als wat veel religies doen. Er wordt een mooiere, belangrijker werkelijkheid achter en voorbij ons huidige bestaan geprojecteerd. Niet dit leven is belangrijk, maar het komende.’ Het boeddhisme komt qua overlevingsstrategie in de buurt van Van Lommel, aangezien het ons eveneens een ‘land van licht’ als doel voor ogen houdt. Ondanks haar vroegere hang naar het boeddhisme, ervaart Christa tegenwoordig met de natuurfilosofie meer verbinding: “Als al het denken en zoeken tot rust gekomen is, en we beseffen dat we slechts een klein onderdeel zijn van een veel groter geheel, waarin alles wat leeft sterft, kunnen we ons misschien bij de feiten neerleggen. Zo ging het bij mij in ieder geval.”
‘Er is geen zin in de dood, uit alles blijkt dat er slechts zin is in het leven’, zo concludeert Christa aan het eind van haar zoektocht. De vraag is dan hoe we deze zin op het spoor kunnen komen. Verspilde moeite, aldus Christa: “De zin in leven kun je niet vinden. Als het goed is, is die zin er. Dat hoort bij het leven, dat je er zin in hebt. Tenzij er iets erg mis gaat. Ik heb tien jaar als geestelijk verzorger in de psychiatrie gewerkt en daar mensen gezien die veel hadden meegemaakt. Toch hadden de meesten zin in leven en droomden ze van een betere toekomst. Moeilijker dan de dromen zelf, was de vraag hoe die dromen uit te laten komen. Dat heb je niet altijd in eigen hand. Als je veel tegenslag hebt, kan het zelfs zijn dat de hele zin in leven wegvalt.
Gelukkig heb ik vaak gezien dat na verloop van tijd die zin toch weer terugkomt.” Als je de zin van de dood wilt ontdekken, kom je volgens Christa dus uit bij ‘zin in leven’. De antwoorden op de dood die ze in haar leven heeft getoetst, zijn wat haar betreft allemaal expressies van wat waardevol is in het leven zelf. Christa: “Juist een verlies maakt vaak pijnlijk de waarde van iets of iemand voelbaar. Als mens zijn wij voor ons geluk afhankelijk van allerlei personen en zaken buiten onszelf, dat maakt ons kwetsbaar. Sommige stromingen zeggen dat het daarom wijzer is om je niet al te veel te hechten: niet aan je werk, niet aan je gezondheid, niet aan een ander. Dan lijd je ook minder als je iets kwijtraakt. Zelf is mij dat nooit gelukt. Ik houd hartstochtelijk van de mensen en dingen om mij heen. De pijn om verlies is de prijs die ik voor mijn liefde betaal.”